Tekenen, muziek componeren en verhalen schrijven: het is eigenlijk drie keer hetzelfde. Enkel de vorm verschilt. Mijn beroep is grafisch ontwerper. Dat is iemand die illustraties, affiches, c.d-hoezen en dergelijke mag tekenen en daar nog ook nog eens voor betaald word.
Maar daarnaast speel ik ook piano. Filmmuziek vind ik geweldig.
Van daaruit groeide mijn smaak voor componeren. Componeren is wat je in je hoofd hoort mooi laten klinken voor anderen. Best wel moeilijk. Want hoe schrijf je de prachtige muziek die je in je hoofd hoort zo neer dat het even mooi klinkt als je gedroomd had.
Lang dacht ik te moeten kiezen tussen tekenen en muziek, tot ik op het idee kwam ze met elkaar te combineren. Dat is me voor het eerst gelukt met mijn debuut: ‘de Kapitein en ik’.
Ik wilde een verhaal maken met een vijftal liedjes erbij. Maar toen ik achter de piano ging zitten bleven de ideeën maar komen. Zo zijn het uiteindelijk 15 liedjes geworden. Leuk maar veel werk.
Verhalen schrijven vind ik het moeilijkst. Een idee krijgen voor een verhaal, daar is niets aan. Maar het zo neerschrijven dat het werkt, daar komt veel bij kijken.
Een bekend cineast zei eens dat je het kan vergelijken met het kauwen op een stukje kauwgum: de eerste 5 seconden proef je de ‘lekkere’ smaak (van je idee), maar daarna is het gewoon doorkauwen tot je werk klaar is. Klopt helemaal. Alle invallen die ik krijg komen in een groot werkboek terecht. Dat werkboek is voor mij heel belangrijk. Het staat vol met tekeningetjes, muzieknotities en flarden van het verhaal. Achteraf is het altijd leuk om er in terug te bladeren en te zien hoe een idee vorm heeft gekregen. Het hoofdpersonage uit ‘de Kapitein en ik’, heb ik gebaseerd op mijn zoon Viktor. In die periode ging hij iedereen die dichter dan één meter bij hem in de buurt kwam te lijf met houten zwaarden, vuursteenpistolen en andere piratenwapens. En omdat mijn dochter Alice al haar eigen superbekende wondersprookje had waarin zij naar hartelust mocht krimpen en groeien, vond ik dat er ook een Viktor-verhaal moest komen. Voor elk van mijn kinderen een eigen boek vind ik niet meer dan eerlijk.Ik hoop dat er nog heel wat zullen volgen. Boeken bedoel ik dan, geen kinderen.
En terwijl ik met potlood en muzieknoot aan mijn volgende prentenboeksymfonie werk, overleef ik, weliswaar op water en scheepsbeschuit, door les te geven aan kinderen en volwassenen in de Academie voor Beeldende Kunst van Mortsel.
Trouwens, die academie is eigenlijk een schip, een piratenschip.
Gelukkig is de directie daar niet van op de hoogte.